In de zaal van het raadhuis van Calais deelden de onderhandelaars hun besluit van de koning mee. Alleen in een hemd gekleed, barrevoets, bloothoofds met een strik om de hals, zo moesten de zes gijzelaars de stad verlaten om dan de overwinnaar de sleutel te brengen. Het was stil in de zaal. Maar daar stond Jean d’Aire, een van de edelsten onder het gezelschap op. “Mannen”, zei hij, “zes mannen kunnen duizenden redden. Ik vertrouw op het woord van de koning. Er mankeren er nu nog vijf”. [ ..]
Er werd besloten de burgerij mede te delen wat de koning had besloten. De klokken werden geluid. De jonge mannen, grijsaards, kinderen stroomden naar het raadhuisplein en de vrouwen volgden angstig. Op de woorden van de burgemeester volgde een diep zwijgen. als eerste stapte Jean d’Aire in de kring. [..] Zonder iets te zeggen rukte d’Aire zich de mantel van het lichaam en trok zijn schoenen uit, niets scheen er te zijn wat hem van zijn besluit kon afbrengen. “Geef mij de sleutel, Jules”, zei hij rustig tot de burgemeester en weerde hem af toen hij hem wilde vergezellen. “Bewaar de adel in je hart en bescherm mijn huis, maar geef mij de sleutel”. [..] toen trad Eustache de Saint-Pierre, de rijkste man der stad, naar voren met een touw in de hand, dat voor beiden lang genoeg was. Hij knipte het door en gaf een stuk aan zijn vriend. [..] Zijn voorbeeld werd gevolgd door anderen. Daar stonden zes edellieden, enkel in hun hemd.
Ze liepen zwijgend naar de legerplaats van de koning. Daar stond Eduard de Derde, naast hem de beul met zijn bijl. Zwijgend reikte Jean d’Aire de koning de sleutel over. De overwinnaar dacht aan de lange tijd, welke hij nodig had gehad om de stad tot overgave rijp te maken. Hij haatte de stad, hij haatte de moed van de inwoners en hij haatte zeer zeker de zes mannen die voor hem stonden. Hij gaf de beul een wenk.”
Maar door toedoen van de zwangere koningin die vreesde voor doem voor haar ongeboren kind werden de zes op het nippertje gespaard.
Comments